[:nl]
Vogelspinnen worden onderverdeeld in 2 grote groepen. Afgaande op de locatie waar de spin vertoeft, kan alvast een kleine veronderstelling worden gemaakt over diens eigenschappen. Zo zijn spinnen afkomstig uit Amerika wellicht uitgerust met brandharen, een mild gif en hebben ze een relatief rustig karakter. Deze spinnen behoren tot de vogelspinnen uit de nieuwe wereld. Daartegenover staan de vogelspinnen uit de oude wereld, elders dan Amerika. Zij kunnen geen brandharen aanspreken als primair defensiesysteem, waardoor ze afhankelijk worden van hun beet om een dreiging te vormen naar de buitenwereld. Deze spinnen zijn doorgaans erg nerveus en een beet kan in sommige gevallen, indien met veel gif toegediend, resulteren in een ziekenhuisopname. Toch wil ik u erop wijzen dat dit een veralgemening blijft, hetwelk zoals altijd uitzonderingen met zich meebrengt. Vogelspinnen zijn en blijven levende organismen met individuele karakters. Neem zeker een kijkje op onze pagina over anatomie voor specifiekere uitleg over het gif bij vogelspinnen.
Old world tarantula
• Afkomstig uit de “oude wereld”, elders dan Amerika.
• Zeer nerveus, onrustig en defensief.
• Behandelen niet aangewezen.
• Geen brandharen.
• Pijnlijke beten.
• Er wordt gesteld dat deze spinnen over een sterker gif beschikken. Met uitzondering van Poecilotheria spp. bestaat er echter tot op heden nog geen wetenschappelijk bewijs dat deze stelling bevestigt.
New world tarantula
• Afkomstig uit de “nieuwe wereld”, zijnde Zuid-, Centraal- en/of Noord-Amerika.
• Minder nerveus, maar kunnen vaak erg defensief reageren met hun brandharen.
• Hoewel niet aangewezen, zijn deze spinnen soms behandelbaar.
• Ongeveer 90% is uitgerust met brandharen.
• Minder pijnlijke beten.
• Er wordt gesteld dat deze spinnen over een minder sterk gif beschikken. Het gif van onze teergeliefde vogelspinnen moet echter nog goed onderzocht worden.
Brandharen
Hoewel de brandhaar een zeer veralgemeende term is, komen deze voor in allerlei maten en vormen, met als enige doel (mogelijke) belagers te irriteren. 90% van de vogelspinnen uit de nieuwe wereld zijn uitgerust met brandharen. Het Tapinauchenius– en het Psalmopoeus-genus, evenals de subfamilie van de Ischnocolinae, bevatten geen brandharen. Voorbeelden van brandharen bij de Ischnocolinae, gerapporteerd door Schmidt, 2003, zijn in feite slechts haren die de eigen huid beschermen. Hoewel het onderzoek naar brandharen reeds enkele decennia is opgedreven, blijven er nog erg veel vragen onbeantwoord. Wel is geweten dat ze voorzien zijn van weerhaken, dat we ze kunnen onderverdelen in 6 types, zoals u kunt zien op de figuur, en dat ze op verschillende manieren naar de belager worden gestuurd. Een spin kan 2 types met zich meedragen, zij het op de femura van de pedipalpen (bv. Ephebopus spp.) en/of op de rugzijde van het abdomen (bv. Theraphosa), wat het vaakst voorkomend is.
Cooke et al. beschreef in 1972 4 morfologische types van brandharen en nummerde ze van I tot IV. Zij stelden vast dat type II uitzonderlijk was voor Avicularia spp., Pachistopelma spp. en Iridopelma spp., allen deel uitmakend van de subfamilie van de Aviculariinae. Types I, III en IV kwamen vaker voor bij de andere subfamilies van de nieuwe wereld. Later, in 1990, beschreven Marshall & Uetz een nieuwe soort, type V, dewelke ze tegenkwamen op de pedipalpen van Ephebopus. Type VI maakte zijn intrede in 1998, nadat Pérez-Miles deze aantrof op het abdomen van Hemirrhagus cervinus (Simon, 1891). Types I tem IV zijn ingebed door een penetrerend uiteinde, in tegenstelling tot type V en VI dat zich in een haarzakje bevindt. Type VII maakte zijn intred in 2016, samen met de beschrijving van een nieuw genus, Kankuamo spp. door Perafán, Galvis & Pérez-Miles.
Hoewel brandharen het eerste defensiemechanisme is tegen gewervelden én ongewervelden, worden ze ook heel toepasselijk ingezet tegen mogelijke belagers. Zo zullen de webben waarop ze vervellen en de cocons met hun bevruchte eieren goed voorzien zijn van de nodige dosis. Gebruikt u om deze reden altijd handschoenen als u, om welke reden ook, in het terrarium van uw vogelspin moet zijn. Vergis u niet, een resistentiefactor bestaat niet… Het effect van de brandharen op uw lichaam wordt met de jaren erger.
Nog even alles op een rijtje
• Brandharen treden op als verdedigingsmechanisme én om territorium af te bakenen.
• Brandharen kunnen voorkomen op het abdomen of op de femura van de pedipalpen. Naargelang de soort bevinden de brandharen zich elders op het abdomen (link).
• Vogelspinnen kunnen tot 2 verschillende soorten brandharen dragen.
• Volgens Vellard (1936) en Buecherl (1951) zouden Lasiodora spp., Grammostola spp. en Acanthoscurria spp. over de meeste brandharen beschikken.
• Om u een beeld te schetsen, zijn de brandharen van Grammostola spp. relatief onschadelijk voor de mens, terwijl die van Acanthoscurria spp. matig irritant en Theraphosa spp. tot zeer ernstig kunnen zijn. De laatste kunnen hevige huiduitslag, jeuk, ademhalingsproblemen enz. teweeg brengen. Sommige mensen kunnen allergisch reageren. Zorg er te allen tijde voor dat je de brandharen niet inademt of in de ogen krijgt. Bezoek desgevallend een dokter en/of een oogarts.
Type I
• 0,2-0,6mm.
• Ingebed door middel van een penetrerend uiteinde.
• Behoort tot het wapenarsenaal van: Subfamilies Aviculariinae en Theraphosinae, met uitzondering van Grammostola.
• Vitalius spp., Nhandu carapoensis en Proshapalopus amazonicus zijn uitgerust met énkel dit type.
• Zeer efficiënt type tegen ongewervelden, zowel actief als passief in webben en cocons.
Type II
• 0,5-1,5mm.
• Ingebed door middel van een penetrerend uiteinde.
• Behoort tot het wapenarsenaal van: Subfamilie Aviculariinae, meer bepaald Avicularia spp., Pachistopelma spp. en Iridopelma spp.
• Dit type wordt niet afgestoten. Om hiervan gebruik te maken is direct contact noodzakelijk.
Type III
• 0,3-1,8mm.
• Ingebed door middel van een penetrerend uiteinde.
• Behoort tot het wapenarsenaal van: Subfamilies Aviculariinae en Theraphosinae.
• Meest efficiënt type tegen gewervelden én ongewervelden.
• Erg irriterend voor zoogdieren.
Type IV
• 0,06-0,2mm.
• Ingebed door middel van een penetrerend uiteinde.
• Behoort tot het wapenarsenaal van: Subfamilies Aviculariinae en Theraphosinae, meer bepaald Grammostola spp.
• Erg irriterend voor zoogdieren.
Type V
• Erg kort en licht in vergelijking met andere types brandharen.
• Ingebed in een haarzakje.
• Behoort tot het wapenarsenaal van: Ephebopus spp. (Marshall & Uetz/1990).
• Gelegen op de femura van de pedipalpen.
Type VI
• Ingebed in een haarzakje.
• Behoort tot het wapenarsenaal van: Hemirrhagus spp. (Pérez-Miles/1998).
Type VII
• Beschikt over een kleine distale ovale patch met lancetvormige omgekeerde weerhaken in de buurt van de penetrerende punt en kleine weerhaken die zich uitstrekken over de gehele lengte van de brandhaar.
• Behoort tot het wapenarsenaal van: Kankuamo spp. Perafán, Galvis & Pérez-Miles, 2016 (bron).
* Bron en meer wetenschappelijke informatie over brandharen (Engels): Klik hier.
I. LITERATUUR
• Morphology, evolution and usage of urticating setae by tarantulas (Araneae: Theraphosidae).
II. COPYRIGHT
• Tekst: Dennis Van Vlierberghe (facebookgroep en –pagina)
• Fotografie: Julian Kamzol (website, flickr, facebookpagina)[:en]
Bird spiders are divided in 2 large groups, depending on their location. It is more likely spiders from the “New world” (America) will possess urticating setae and a weaker venom than spiders from the “Old world” (elsewhere than America), from which a bite can be very painful and result in hospitalisation. Old world tarantulas are not armed with urticating setae, which explains why it is generalized they possess “stronger” venom than new world tarantulas. With only a threat pose and a bite as defensive option, the bite better be good! (Note: Except for Poecilotheria spp. there is no scientific evidence proving this generalization is completely correct. Read more and correct information about venom on our anatomy page.) Be aware of the fact you’re dealing with living animals, whether it’s a bird spider from the old or the new world, built to survive in a harsh world. They live by instinct, prefering to flee, but attacking without a doubt. However you see plenty of people handling their eight-legged pets, we don’t recommend it unless it’s necessary.
Old world tarantula
• Living in the “Old world”, elsewhere than North-, Central- or South-America.
• Very skittish and defensive.
• Do not handle.
• No urticating setae.
• Painful bites.
• Most people generalize they possess stronger venom. Except for Poecilotheria spp. there is no scientific evidence yet.
New world tarantula
• Living in the “New world”, being North-, Central- or South-America.
• More docile, but can react very defensive with their urticating setae. Ongoing provocation can end up in a bite.
• Some can be handled, but it’s not recommended.
• About 90% possess urticating setae.
• Less painful bites.
• Most people generalize they possess weaker venom. There is, however, no scientific evidence to support this yet.
Urticating setae
Although “urticating setae” is a widly spread and generalised phenomenon, they do exist in a variety of shapes and sizes. Aimed or located with precision, they’re being used to irritate the prey or troublemaker. 90% of the bird spiders from the new world are armed with urticating setae. Only Tapinauchenius and Psalmopoeus, as well as the subfamily of the Ischnocolinae, do not possess urticating setae. Examples of urticating setae on the subfamily of the Ischnocolinae, as reported by Schmidt in 2003, were in fact nothing more than setae protecting the own skin. However research on urticating setae has been increased the last decennia, lots of questions do remain unanswered. What can be said, is the fact that they are subdivided in 6 types (as you can see on the picture), provided with barbs and used in different ways. A bird spider can carry 2 different types, on the abdomen or on the femura of the pedipalps (bv. Ephebopus).
Although little was known in 1972, Cooke et al. described 4 morphological setae and numbered them, from I to IV. They found that type II was exclusive for Avicularia spp., Pachistopelma spp. and Iridopelma spp., all part of the subfamily of the Aviculariinae. Types I, III and IV were being found on more subfamilies of the new world. Later, in 1990, Marshall & Uetz were able to describe a new type, type V, found on the pedipalps of Ephebopus. Type VI was introduced by Pérez-Miles in 1998, after finding it on the abdomen of Hemirrhagus cervinus (Simon/1891). Types I, II, III and IV are embedded by a penetrating tip, in contrast to type V and VI which are embedded in hair follicles. Type VII was introduced by Perafán, Galvis & Pérez-Miles in 2016 together with the description of a new genus from Colombia, Kankuamo.
Urticating setae are very effective against vertebrates and invertebrates, but appropriately used as well against potential attackers. Webs on which the spider molts and cocoons with fertilized eggs will be provided with a necessary dose. Therefore it’s recommended to use some kind of gloves when you’re working inside the cage of a new world tarantula. Make no mistake, there is nothing like a resistance factor. The effect of the hairs on your body will get worse, year by year.
Summary
• Urticating setae are being used both actively and passively as a defensive mechanism.
• Urticating setae can be found on the abdomen or on the femura of the pedipalps. Different tarantulas, different setae, different regions on the abdomen (link).
• Bird spiders can carry 2 different types of urticating setae.
• Vellard (1936) and Buecherl (1951) claimed that Lasiodora spp., Grammostola spp. and Acanthoscurria spp. do possess the most urticating setae on their bodies.
• Urticating setae of Grammostola spp. are relatively harmless to humans, while those of Acanthoscurria spp. are moderately irritating where those of Theraphosa spp. can have serious consequences, such as severe rash, itching, breathing problems… Some people may encounter an allergic reaction. Ensure you don’t inhale any of the hairs and protect your eyes. In case you’re experiencing serious problems, visit a doctor or ophthalmologist.
Type I
• 0,2-0,6mm.
• Embedded by a penetrating tip.
• Belongs to the subfamilies of the Aviculariinae and Theraphosinae, with exception of Grammostola spp.
• Vitalius spp., Nhandu carapoensis and Proshapalopus amazonicus are armed with only this type of urticating setae.
• Very effective against invertebrates, both actively and passively in webs and cocoons. Some larva are being perforated and killed by setae type I (example).
Type II
• 0,5-1,5mm.
• Embedded by a penetrating tip.
• Belongs to the subfamily of the Aviculariinae, more specific Avicularia spp., Pachistopelma spp. en Iridopelma spp.
• This type is not being bombarded. In order to make use of them, direct contact is necessary.
Type III
• 0,3-1,8mm.
• Embedded by a penetrating tip.
• Belongs to the subfamilies of Aviculariinae and Theraphosinae.
• Most efficiënt type against vertebrates and invertebrates.
• Very irritating for mammals.
Type IV
• 0,06-0,2mm.
• Embedded by a penetrating tip.
• Belongs to the subfamilies of the Aviculariinae and Theraphosinae, more specific Grammostola spp.
• Very irritating for mammals.
Type V
• Very short and light compared to other types of urticating setae.
• Embedded in hair follicle.
• Belongs to Ephebopus spp. (Marshall & Uetz/1990).
• Located on the femura of the pedipalpen.
Type VI
• Embedded in hair follicle.
• Belongs to Hemirrhagus spp. (Pérez-Miles/1998).
Type VII
• Differs from others by having a small distal oval patch of lanceolate reversed barbs near the penetrating tip and small main barbs that extend along the whole setae from the apex.
• Belongs to Kankuamo spp.Perafán, Galvis & Pérez-Miles, 2016 (source)
* Source and more scientific information about urticating setae: Click here.
I. LITERATURE
• Morphology, evolution and usage of urticating setae by tarantulas (Araneae: Theraphosidae).
II. COPYRIGHT
• Text: Dennis Van Vlierberghe (facebookgroup and –page)
• Photography: Julian Kamzol (website, flickr, facebookpage)[:]