Ornithoctonus aureotibialis von Wirth & Striffler, 2005, ook wel gekend als de “Thailand golden fringe”, is een door haar uitstraling en gedrag zeer opvallende vogelspin uit Thailand, Myanmar en Maleisië. Ter hoogte van de patella worden de diepzwarte femura gescheiden van de donkergrijze poten door een ring. Aan retrolaterale zijde van de voorste 2 pootparen zijn zowel tibia als patella voorzien van erg afschijnende goudgele haren, dewelke als referentie hebben gediend in zowel haar wetenschappelijke als haar Engelse naam. Ornithoctonus aureotibialis stond in de hobby lange tijd gekend als Haplopelma sp. aureopilosum, waarna ze door Schmidt & Samm in 2005 tot Haplopelma chrysothrix werd gedoopt. Deze naamgeving werd echter ongeldig verklaard (bron). De subfamilie van de Ornithoctoninae (ook wel “earth tigers” genoemd vanwege het patroon op het abdomen bij verschillende soorten uit het genus) bestaat grotendeels uit vogelspinnen die bij voorkeur ondergronds de dag doorkomen, met uitzondering van het boombewonende Cyriopagopus– en Phormingochilus-genus. De spinnen zijn erg schuchter en in een oase van rust enkel ‘s nachts te bewonderen.
I. SPECIFIEKE INFORMATIE
Wetenschappelijke naam: Ornithoctonus aureotibialis.
Subfamilie: Ornithoctoninae.
Nederlandse naam: /
Ook bekend als: Thailand golden fringe.
Gedateerde namen: Haplopelma sp. aureopilosum, Haplopelma chrysothrix Schmidt & Samm, 2005 (ongeldig).
Type: Gravende vogelspin.
Categorie: Old world tarantula. Deze spinnen zijn minder geschikt voor beginnende hobbyisten.
Brandharen: Nee.
Gif: Wellicht sterk. Afhankelijk van de locatie van de beet en de hoeveelheid gif dat werd toegediend, kan dit een zeer pijnlijke ervaring zijn. Op heden is er echter nog geen wetenschappelijk onderzoek dat dit bevestigt.
Herkomst: Myanmar, Noord-Maleisië, Thailand.
Lichaamslengte: ≤ 6cm (Mannetjes 3,5-4,5cm).
Spanwijdte: ≤ 14-16cm.
Groeisnelheid: Traag.
Levensverwachting: Tot 14 à 15 jaar. Mannetjes sterven rond de 3 à 4 jaar.
Gedrag: De spin zal in eerste instantie de vluchtweg opteren. Bij aanhoudende provocatie kan ze overgaan tot bijten. Ornithoctonus aureotibialis graaft een verstevigde tunnel loodrecht naar beneden met een beschutte uitgang die enkele centimeters boven de oppervlakte uitkomt. Hoezeer ze zich overdag zelden zal laten opmerken, is ze ‘s nachts vaker aan de inkom van haar tunnel op te merken, wachtend op een nietsvermoedende prooi.
Toegankelijkheid (1/beginner, 10/expert): 7.
II. INFORMATIE VOOR HOUDERS
>>> Eerste hulp
Ornithoctonus aureotibialis leeft in tropisch warm gebied, met vochtige en droge periodes. Temperaturen komen vrijwel dagelijks boven de 30°C uit, met hittegolven tot 35°C in de warmere maanden. Houdt u er echter rekening mee dat de spin zich in haar natuurlijke habitat diep ingraaft om van deze brandende zon te vluchten. Gaat u het terrarium dus best niet overdreven verhitten. Van november tot en met februari daalt de luchtvochtigheid aanzienlijk, vergeleken met wat we van de regio gewoon zijn. Tussen mei en oktober valt 90% van de jaarlijkse totale hoeveelheid neerslag.
Omgevingsfactoren
Temperatuur: 25-28°C (dag), 21-25°C (nacht).
Luchtvochtigheid: 70-90%. Gedurende 4 aaneengeschakelde maanden per jaar mag dit zakken tot 60-70%.
Volwassen: LxBxH: 20x20x50. Min. 3x spanwijdte in hoogte.
Kleiner dan volwassen: 3x spanwijdte in hoogte.
* Het terrarium heeft, buiten een grote hoeveelheid substraat, niet al te veel nodig.
Substraat
Volwassen: Min. 2x spanwijdte.
Kleiner dan volwassen: Minimaal 2,5x spanwijdte.
* De spin leeft tijdens het regenseizoen (6 maanden) in vochtig gebied. Let erop dat terraria met een hoge vochtigheidsgraad extra gevoelig zijn voor mijten en andere parasieten. Neem dus uw voorzorgen.
Klimaat
Vochtig seizoen: Mei, juni, juli, augustus, september, oktober.
Droog seizoen: November, december, januari, februari, maart.
Warmste maanden: Maart, april, mei, juni, juli, augustus.
Koudste maand: De koudste maanden verschillen niet zoveel met de warmste maanden.
Voor meer informatie over het plaatselijke klimaat: Klik hier.
* Je kunt gerust overgaan tot een verdeling die beter samengaat met het klimaat in uw streek. Ga echter niet onder minima of over maxima en verdeel het jaar in die mate dat de spin langere of kortere seizoenen ervaart, zoals hierboven weergegeven. Dit is extra belangrijk als u zichzelf op de kweek wenst toe te werpen.
III. INFORMATIE VOOR KWEKERS
De paring bij het Ornithoctonus-genus loopt niet altijd van een leien dakje. De man zal zijn aanwezigheid onmiddellijk kenbaar maken en vergeleken met andere vogelspinnen relatief snel op zijn doel afgaan. De vrouw komt uit haar vertrouwde ondergrondse kasteel om ofwel te paren ofwel het mannetje te verorberen. Het schijnt reeds vaker te zijn opgemerkt dat de mannetjes zich wel eens erg offensief durven gedragen. Dit kan ik niet bevestigen. Met het oog op de overleving van het mannetje is het aanbevolen uzelf te bewapenen met een lang en ingevet pincet.
• Ga pas een 4-6 tal weken (of later) nadat de spin verveld is kweken. Indien de verpaarde spin vervelt tussen paring en cocon zal uw cocon niet bevrucht zijn.
• Doorvoed de vrouw alvorens tot de paring over te gaan. Ga ze echter niet vetmesten.
• Bereid de paring voor door de spinnen aan elkaar te introduceren nadat de man zijn bulbussen succesvol heeft opgeladen. Plaats de spinnen enkele dagen naast elkaar, gescheiden door een glazen (of doorzichtige) scheidingswand. Mogelijks merkt u reeds op dat beide spinnen met trommelbewegingen op elkaars aanwezigheid reageren.
• Voorzie een vluchtweg voor de man.
• Laat de paring plaatsvinden 1 maand na aanvang van het drogere seizoen, waarna je na een 2-3 tal maanden de vochtigheid weer stelselmatig opvoert.
• De mannetjes worden na de paring wel eens de stuipen op het lijf gejaagd. Scheid het mannetje van het vrouwtje onmiddellijk na de paring.
• Ongeveer 3-4 maanden na de paring zal de vrouw de cocon leggen. Ontneem de cocon desgevallend 6-10 tal weken later van het vrouwtje. Bewaar de eitjes in de incubator bij een vochtigheid van 80-90% en een temperatuur van 25-29°C.
• Video.
IV. WIST U DAT...
• aureotibialis staat voor “gouden tibia”, hetwelk naar de goudgele zone op de retrolaterale zijde (ter hoogte van de tibia) van de voorste 2 pootparen verwijst?
• De tunnel in haar natuurlijke habitat tot wel 2 meters diep kan gaan?
• De tibiaalhaken bij volwassen mannetjes weinig van haakjes weg hebben, maar eerder stompe uitsteeksels aan de tibia zijn?
V. LITERATUUR
VI. COPYRIGHT
• Tekst: Dennis Van Vlierberghe (facebookgroep en –pagina)
• Fotografie: Matthijs Tempelman